
Indien een belanghebbende niet zelf in staat is om financiële en persoonlijke zaken te regelen, kan hij/zij onder bewind worden gesteld. Dit verzoek kan door de belanghebbende zelf worden gedaan bij de kantonrechter, maar ook door derden. Dit wordt ook wel beschermingsbewind genoemd. Zodra de onderbewindstelling is uitgesproken, komt de bevoegdheid om de financiën te beheren bij de bewindvoerder te liggen. De belanghebbende kan vanaf dat moment niet meer zelf beschikken over zijn gelden.
Het bewind wordt uitgesproken voor onbepaalde tijd. Op het moment dat de belanghebbende weer zelf in staat is om de financiën te beheren, kan de kantonrechter worden verzocht om de bewindvoering te beëindigen. Daar zal ik in dit artikel niet verder op ingaan. Waar ik stil bij wil staan, is de mogelijkheid om de bewindvoerder te laten ontslaan vanwege andere gewichtige redenen, zoals wanbeleid of een verstoorde relatie tussen belanghebbende en de bewindvoerder.
In de op 3 mei 2016 gepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ging het onder meer om de vraag of de bewindvoerder moest worden ontslagen vanwege het feit dat de vermogensrechtelijke belangen niet juist werden behartigd.
Op grond van artikel 1:448 lid 1 BW respectievelijk artikel 1:461 lid 1 BW eindigt de taak van de bewindvoerder en/of mentor onder meer door ontslag. Blijkens het tweede lid van voornoemde artikelen kan ontslag, voor zover hier van belang, worden verleend wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
In de procedure bij de rechtbank werden belanghebbenden (ouders + het onderbewindgestelde kind) in het ongelijk gesteld. De rechtbank was weliswaar van mening dat het bewind niet juist werd uitgeoefend, maar dat dit onder meer kwam door de houding van de ouders. De rechtbank heeft het verzoek om ontslag afgewezen, mede omdat hiermee de belangen van de belanghebbende niet juist gediend zouden zijn. Hier was zowel ondergetekende als de belanghebbenden het niet mee eens. Er is beroep ingesteld.
Het gerechtshof is uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat naast het feit dat de financiële belangen niet juist zijn behartigd er ook sprake was van een ernstig verstoorde relatie tussen belanghebbenden en de bewindvoerder. Zodanig dat er van een goede belangenbehartiging geen sprake meer kan zijn. Het gerechtshof heeft belanghebbenden met andere woorden gevolgd in de aangevoerde argumenten, waaronder de vele fouten die de bewindvoerder tijdens het bewind had gemaakt. Het gerechtshof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en alsnog, zelf, de bewindvoerder ontslagen en een nieuwe bewindvoerder aangesteld.
In een vervolgprocedure is overigens namens belanghebbenden de vele fouten van de reeds ontslagen bewindvoerder aan de orde gesteld en is de daaruit voortvloeiende schade van de bewindvoerder gevorderd.
Lees de publicatie op rechtspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:3305



